De coupéversie van de 3-serie is de derde carrosserievariant in de reeks, waarvan de modelvernieuwing anderhalf jaar geleden begon met de sedan. Kort daarna kwam al de combiversie die bij BMW altijd Touring heet en nu staat er dan een coupémodel, waarvan volgend jaar overigens nog een open versie met een wegklapbaar stalen dak komt.
We zijn blij dat BMW met ieder nieuw model wat van die merkwaardige designkenmerken – ooit bedacht door de Amerikaanse ontwerper Chris Bangle en later overgenomen door onze landgenoot Adriaan van Hooijdonk – uitfaseert. Bij deze 3-serie Coupé zijn ze in elk geval zover verdwenen dat wij het een mooie auto vinden. Hij is lekker stoer, lager en breder dan de sedan en ook langer, zes centimeter om precies te zijn. De grille heeft weer de gewone kenmerken, de koplampen liggen daarmee in lijn en de achterlichten zijn lekker breed vormgegeven. Van de zijkant bekeken lopen de carrosserielijnen allemaal iets omhoog, wat de 3 Coupé een mooie wigvorm geeft.
Het interieur is ook erg geslaagd met een middenconsole die wordt voortgezet in de middentunnel en helemaal naar achteren doorloopt en de achterbank in twee separate zitplaatsen verdeelt. Zitplaatsen is trouwens voor volwassenen niet zo’n toepasselijke term voor die achterbank, want als je langer bent dan 1,65 meter heb je er geen hoofdruimte en voor de benen is het evenmin erg royaal.
Het dashboard is erg mooi vormgegeven en als je de optionele i-Drive wegdenkt nog mooier. We hebben trouwens ook dit keer geen fijne ervaringen opgedaan met de bediening van dit systeem. Het systeem van Audi werkt makkelijker en intuïtiever, maar qua bediening kan er niets tippen aan dat van Lexus.
Erg praktisch is dat de Coupé standaard een ‘gordelbrenger’ heeft, een systeem dat automatisch de gordel aanreikt als je bent ingestapt, omdat die zover achter je zit.
BMW heeft de afgelopen jaren nogal veel nieuwe motortechnieken geïntroduceerd en daar komt er met de introductie van de 3-serie Coupé nog een bij. De krachtbron van de 335i Coupé die we konden uitproberen was namelijk voorzien van een zescilinder lijnmotor met ‘high precision’ directe injectie en twee turbo’s. Uit een inhoud van drie liter haalt deze machine 306 pk. Dat is al indrukwekkend en vergelijkbaar met een vier liter V8, maar nog meer indruk maakt het maximum koppel van 400 Nm dat tussen 1.300 en 5.000 toeren op dit hoge niveau blijft. Mede daardoor claimt BMW een laag gemiddeld verbruik (10,5 km/l), maar wij hebben zo genoten van het vermogen dat deze nieuwe krachtbron te bieden heeft, dat we iets meer hebben verstookt.
Je krijgt bij de 335i standaard een handgeschakelde zesversnellingsbak, maar een zestraps automaat is als optie leverbaar en dat past ook uitmuntend bij de souplesse van de nieuwe motor. Je kunt net zo makkelijk met 1.500 toeren in de hoogste versnelling rondtuffen als met 5.000 toeren in de tweede. Even het gaspedaal vloeren is voldoende om te versnellen, ook weer ongeacht de gekozen versnelling. In het geval van de automaat is er trouwens wel een hele alerte terugschakelreactie, omdat BMW de automaat grondig onder handen heeft genomen. In de praktijk ben je met automaat nauwelijks trager dan met de handbak, maar wel veel comfortabeler onderweg.
Toch komt de sportieve rijder heel goed aan zijn trekken. De zespitter klinkt lekker sportief en kan desnoods tot 7.000 toeren worden doorgetrokken. De bereikte acceleratie is iedere keer weer erg indrukwekkend. En je vraagt je af wat BMW aan dit model nog denkt toe te voegen met de nieuwe M3, want deze 335i sprint al in 5,5 seconden naar de 100 km/h en wordt ook elektronisch begrensd op 250 km/h. Het zal vooral het prestige van een V8-motor zijn en een stoer uiterlijk. Maar wie daar niet persé op zit te wachten, heeft met de 335i Coupé een heel goed alternatief. Niet in de laatste plaats omdat de auto er al vanaf 57.600 euro is.